De Middenslagschnauzer:

Oorsprong: Duitsland
Kleur: Zwart en Peper & Zout
Grootte: 45-50 cm
Gewicht: 14,5-15,5 kg
Vachtsoort: Ruwe en sterke boven-vacht met een dichte onder-vacht
Gem. Leeftijd: 12-14 Jaar

Een korte geschiedenis van het ras:
Het ras heeft een bonte achtergrond. Zijn voorgangers kunnen worden opgespoord tot in de zestiende eeuw, toen hij in zijn toenmalige vorm werd teruggevonden op een koperstuk uit die tijd. De eerste keer dat hij werd beschreven was in 1886, toen men verklaarde dat de Schnauzer een kruising was tussen een Poedel en een Mopshond. Later werd beweerd dat het een ruwharige pinscher was, die een bastaard was tussen een Keeshond en een Bolognezer. Gedurende lange tijd waren de verschillen tussen de Pinscher en de Schnauzer vaag. Ze werden beschouwd als haarsoort variëteiten van elkaar. Pas in 1907 werd een eigen Duitse club voor Schnauzers opgericht, en vanaf dat moment kwam er orde in het fok werk. Over het ontstaan van de naam van het Ras bestaat veel onenigheid. De Schnauzer Middenslag en de Dwergschnauzer worden over de gehele wereld hoog gewaardeerd als gezelschap – en tentoonstellingshond.

Karakter:
Zijn typische karaktertrekken zijn een levendig temperament, dat gepaard gaat aan een bedachtzame kalmte. Karakteristiek is zijn goedaardige, evenwichtige karakter, zijn speelsheid en de spreekwoordelijke aanhankelijkheid aan zijn baas. Hij is zeer lief voor kinderen, onomkoopbaar waakzaam zonder een keffer te zijn.
Sterk ontwikkelde zintuigen, schranderheid, onverschrokkenheid, uithoudingsvermogen, snelheid, alsmede weerstandsvermogen tegen slecht weer en ziektes geven de schnauzer alle vereisten om een uitstekende gezins-waak- en begeleidingshond te zijn, die ook gebruikshond- eigenschappen bezit.
De schnauzer behoeft een zachte, maar consequente duidelijke opvoeding. Geschikt om te worden afgericht maar verwacht geen slaafse gehoorzaamheid. Een baas die boven hem staat maar hem in zijn waarde laat. Ze zijn geïnteresseerd in alles wat er in hum omgeving gebeurt.

Ras standaard: Algemeen 
De Schnauzer (middenslag) is een ruwharige hond van middelgroot formaat. Hij is krachtig gebouwd en eerder gedrongen dan slank. Hij heeft een vierkante bouw. Dat wil zeggen dat de schouderhoogte ongeveer gelijk is aan de lengte van de romp. Zijn draf is kruisgewijs. Typische karaktertrekken zijn een fier temperament gepaard aan bedachtzaamheid, een goedaardige inslag, speelsheid en waaksheid zonder kefferig te zijn. Zijn goed ontwikkelde zintuigen, intelligentie, geschiktheid tot africhten, onverschrokkenheid, uithoudingsvermogen en weerstand tegen slecht weer en ziekten, maken de Schnauzer tot een voortreffelijke waak-, en gezelschapshond (en niet te vergeten gebruikshond).

Hoofd
Krachtig en gestrekt, zonder een te nadrukkelijk afgetekend achterhoofdsbeen. Loopt van de ogen naar de neuspunt geleidelijk smaller toe. De totale lengte (van neuspunt tot achterhoofdsknobbel) verhoudt zich tot de lengte van de rug (van schoft tot staartaanzet) als ongeveer 1:2. Het hoofd moet harmoniseren met de lichaamsgrootte van de hond. De duidelijke stop wordt door de wenkbrauwen nog benadrukt. De rechte neusrug loopt evenwijdig met de bovenlijn van het rimpelloze, vlakke voorhoofd. De kauwspieren zijn krachtig, hoewel de kaken niet te bol mogen zijn en daardoor de rechthoekige vorm van het hoofd (met baard en snor) verstoren. De snuit eindigt in een matig afgestompte wig. De neus ronding is vol en zwart. De lippen moeten aansluiten en zijn bij alle kleurslagen zwart.

Gebit
Een volledig, zuiver wit en krachtig schaargebit.

Oren
Hoog aangezet, V-vormig, de binnenkant tegen het hoofd aanliggend, symmetrisch, naar voren in de richting van de slapen gedragen, waarbij de parallelle vouwen niet boven de schedel uit mogen komen.

Ogen
Donker. Ovaal van vorm. Staan naar voren gericht. Het onder ooglid sluit goed aan, zodat het bindvlies niet zichtbaar is.

Lichaam
De hals moet edel en krachtig zijn en mag niet kort of dik zijn. De goed gewelfde nek heeft een glad aansluitende keelhuid (droge hals) zonder keelplooien. De matig brede borstkas met vlakke ribben is in doorsnee ovaal. De borst reikt tot onder de ellebogen en is goed gewelfd. De voorborst wordt gevormd door het borstbeen, dat van opzij gezien duidelijk uitsteekt voor het schouderblad en de bovenarm. De onderborst loopt naar achteren toe op en gaat over in een matig opgetrokken buik. De afstand van de laatste rib tot de lendenen is klein waardoor een indruk ontstaat van een gedrongen, korte hond. De romplengte is ongeveer gelijk aan de schouderhoogte. De rug korte rug loopt iets af. De boven belijning is niet volkomen recht, maar vertoont een edele welving vanaf de eerste wervel van de schoft, via de rug en het licht geronde kruis tot aan de aanzet van de staart. Schouderhoogte: 45-50 cm.

Benen
Bij de voorbenen vormen het schuin gestelde schouderblad en de opperarm een goede hoek. Ze zijn vlak, maar krachtig gespierd. De voorbenen zijn sterk en steunend, en van alle kanten bezien recht. De ellebogen sluiten aan bij de romp. Bij de achterbenen zijn de dijen krachtig gespierd en schuin geplaatst. De spronggewrichten zijn goed gehoekt.

Voeten
Kort, rond en gesloten, met goed opgetrokken tenen (kattenvoeten). De nagels zijn donker. Taaie en harde zolen.

Staart
Hoog ingeplant. Wordt rechtop gedragen. Tot op ongeveer drie geledingen ingekort.

Vacht
De beharing is ruw en moet hard en dicht zijn. De beharing bestaat uit dicht ingeplant onderhaar en hard bovenhaar dat kort moet zijn. Het bovenhaar moet hard zijn, maar mag niet ruig of golvend zijn. Ook de hoofd- en beenbeharing moet hard zijn. Het haar op het voorhoofd en de oren is korter dan de rest. Een harde snor en baard en borstelige wenkbrauwen die de ogen ietwat overschaduwen, zijn een typisch raskenmerk van de Schnauzer.

Kleur
De kleurstellingen zijn zuiver Zwart of Peper en Zout. Als fok ideaal voor de kleur Peper en Zout geldt een gemiddelde schakering van gelijkmatig over het lichaam verdeeld, goed gepigmenteerd bovenhaar met grijs onderhaar. Verder zijn alle kleurstellingen tussen ijzer grauw en zilvergrijs toegestaan. Een donker masker dat het typische rasbeeld van de Schnauzer benadrukt is gewenst. De kleur van het masker moet harmoniseren met die van de rest van de beharing. Witte aftekeningen aan hoofd, borst en benen zijn niet gewenst.

Bijzonderheden
Fouten: een te plompe, te tengere of te hoog gestelde bouw; een te zware of te ronde schedel; gerimpeld voorhoofd; een te licht, te groot of te rond oog; te zware jukbeenderen; keelplooien; hertenhals; een tanggebit, boven- of onder voor beet, een door hondenziekte aangetast gebit; korte, spitse of smalle snuit; te lange rug, slappe opgetrokken rug, karper rug; afhangend kruis; hazenstaart (laag ingeplante staart); losse ellebogen; koehakkigheid; steile achterhand of o-benen; lange voeten; stelten; te lange, zachte, golvende, ruige, zijdeachtige, witte of gevlekte beharing, of andere kleur bijmengingen; zwarte aalstreep, zwart zadel; Terriër-expressie. Opmerking: reuen moeten twee duidelijk normale testikels te hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.